1677 rampjaar voor Sittard

Tussen 1668 en 1713 deed de Franse koning Lodewijk XIV vele pogingen om Nederlands gebied te veroveren. Vooral Maastricht had zijn warme belangstelling. In 1673 werd het door de Fransen veroverd, die het tot 1678 bezet hielden. Om aanvallen van de Staatse (Nederlandse) legers te voorkomen werden kleinere steden in de omgeving, zoals Valkenburg, Heerlen, Maaseik en Sittard veroverd en verwoest. Met name Sittard had hieronder zwaar te lijden. Na de verwoestingen van de 80-jarige oorlog was Sittard weer opgebouwd.  Het Dominicanerklooster en de Paterskerk aan de markt waren rond 1660 klaar en ook de restauratie van het raadhuis en men dacht eindelijk wat rust te krijgen. Maar op 17 april 1676 trokken de Fransen Sittard binnen met 1500 ruiters en 2000 musketiers en plunderden de stad drie dagen lang. De stadspoorten werden opgeblazen en de grachten om de stadswallen werden gedempt. Omdat de Staatse legers in aantocht waren vertrokken de Fransen weer. Dat bracht nog meer ellende, want het Staatse leger bracht dysenterie mee, wat aan honderden mensen het leven kostte. Een jaar later kwamen de Fransen weer terug in Sittard; het werd een rampjaar! Op 22 augustus 1677 plunderden ze onder leiding van generaal De Melac de stad opnieuw. Ze eisten 16000 rijksdaalders van de inwoners  en staken honderd houten huizen in brand. Vanaf de Limbrichterpoort tot halverwege de stadhuis1677Limbrichterstraat was alles verwoest en ook bijna de hele Putstraat en enkele huizen op de Markt en Oude Markt. Op 2 september kwamen ze nog eens terug. Huizen en kloosters werden geplunderd en in brand gestoken. Sittard werd achtergelaten als een leeggeplunderde en afgebrande puinhoop. Er bleven maar 68 woningen en twee kloosters gespaard. Op last van de Staatse legers moesten de bewoners op eigen kosten de vestingwerken weer opbouwen, maar later moesten ze weer afgebroken worden omdat men bang was dat de Fransen er gebruik van zouden maken. Na het einde van de oorlog in 1678 (Vrede van Nijmegen) vertrokken de Fransen uit de streek en  werd de stad langzaam weer opgebouwd. De grote kerk was in 1699 weer klaar en het stadhuis in 1712. Maar echt erbovenop kwam Sittard niet meer.

De Franse generaal de Mélac, die verantwoordelijk was voor de verwoesting van Sittard ging enkele jaren later enorm te keer in de Negenjarige oorlog (1688-1679). Onder leiding van Mélac werden veel steden en dorpen  in Zuid-west Duitsland in brand gestoken en werden de bestaansmiddelen van de bevolking vernietigd. Het beleid van de Fransen was om het land van de vijand te vernietigen in plaats van de militaire confrontatie aan te gaan .In Duitsland werd Mélacs naam een synoniem voor "moordenaar en brandstichter". Hij wordt door sommigen beschouwd als grondlegger van de Frans-Duitse erfvijandschap.

back f2